TOVENARES MET HANDEN VAN GOUD
Zij heet Irene van Vlijmen en de meeste mensen hebben nog nooit van haar gehoord. Deze werkelijk grote beeldende kunstenares heeft ons een gigantisch en uniek oeuvre nagelaten: olieverfschilderijen, pentekeningen, aquarellen, fresco’s, mozaïeken, etsen, lithografieën, tapijten en sieraden. Het is de hoogste tijd dat u kennismaakt met deze heel bijzondere vrouw, die zoveel heeft bijgedragen aan de kunst van de 20e eeuw.

EEN ONBEZORGDE JEUGD
Irene wordt op 23 november 1939 geboren in het Limburgse Weert (Nederland). Samen met haar twee zussen groeit zij op in een harmonieus en artistiek gezin. Irene heeft haar creativiteit zeker meegekregen van haar moeder, die een verdienstelijk fotografe was. Irene speelt goed viool en is lid van het plaatselijke symfonieorkest. Net als ieder ander meisje heeft ze haar vrienden en vriendinnen maar ze is ook graag alleen met haar dromerige gedachten. Zij houdt veel van dieren en heeft als opgroeiende puber al een eigen paard. Irene gaat naar het gymnasium in Eindhoven en in de avonduren bezoekt zij daar de School voor Industriële Vormgeving.

EEN GROOT TALENT WORDT GEVORMD
Na het gymnasium gaat Irene kunst studeren aan de Stadsacademie van Maastricht, het prille begin van haar carrière als beeldend kunstenaar. In die tijd volgt zij ook zomercursussen schilderen in het Spaanse Segovia, waar zij kennismaakt met die prachtige Spaanse taal, die zij thuis gedeeltelijk al met zelfstudie heeft geleerd. Daarna volgen drie jaar Rijksacademie in Amsterdam bij Prof. Röling, gevolgd door een jaar studie aan het Koninklijk Hoger Instituut Voor Schone Kunsten te Antwerpen. Dan gaat haar grote wens in vervulling: in 1965 vertrekt zij naar Spanje.

SPANJE, HET LAND VAN HAAR DROMEN
Irene is altijd al verliefd op Spanje. Het goede klimaat met veel zon, een land met een grootse cultuur,
de mediterrane sfeer en de zangerige taal hebben een grote bekoring voor haar. Spanje, dat zal haar nieuwe vaderland worden. In Madrid studeert zij aan de Real Academia de Bellas Artes San Fernando. Daar specialiseert zij zich in de monumentale kunsten, vooral in het schilderen van fresco’s. Na een strenge voorselectie mag zij als enige buitenlandse deelnemen aan een grote nationale tentoonstelling, waar alle belangrijke Spaanse schilders zijn vertegenwoordigd. En in 1966 heeft zij in Madrid haar eerste eigen expositie, die door de Nederlandse prinses Irene wordt geopend. De Spaanse pers is laaiend enthousiast. In 1967 trouwt Irene met de Spaanse makelaar-projectontwikkelaar Alfonso Fernandez Nieto. Zij krijgen drie zonen, waarvan er een naar Amerika verhuist. De andere twee jongens runnen Hotel Villa Guadalupe: een charmant hotel-restaurant in de heuvels boven Malaga.

EEN ARBEIDZAAM LEVEN
In de volgende jaren maakt Irene fresco’s in Nederland en in Malaga. Zij begint ook juwelen te ontwerpen, wat zij altijd al heeft willen doen. Zij maakt het ontwerp en laat dat vervolgens uitvoeren door de beroemde Spaanse juwelenontwerper Rodolfo Navarro. Omdat Irene benieuwd is of die juwelen aanslaan bij het nogal kritische Spaanse publiek, neemt zij deel aan de grote juwelenbeurzen van Valencia en Barcelona. Het is een enorm succes. Tot op de dag van vandaag maakt Rodolfo juwelen die door Irene zijn ontworpen. In het midden van de jaren ’70 krijgt zij van een Amerikaanse art-consultant het verzoek haar schilderijen en juwelen in Californië te verkopen. Zij pendelt een paar maanden op en neer van Malaga naar Californië en maakt intussen enkele studiereizen, onder andere naar Scandinavië. In 1983 verschijnt het eerste boek over haar werk, geschreven door de Spaanse dichter Salvador Lopez Becerra. In 1984-1985 exposeert zij op de kunstbeurs Arco in Madrid met fresco-panelen, schilderijen en juwelen. Dat is een daverend succes en Irene haalt de voorpagina’s van alle belangrijke Spaanse kranten. Het aantal exposities komt nu in een stroomversnelling. Die zijn er in Spanje, maar ook in New York, en in het Modern Museum of Art in Santa Ana en de Nelson Rockefeller Collection in Costa Mesa, beide in Californië. In 1985 verschijnt nog een boek over Irene, in de reeks Grote Spaanse Schilders. Als enige niet-Spaanse is dat een grote eer.

IRENE’S MAGNUM OPUS
Het is in 1988, als Irene in Santa Ana exposeert, dat zij kennismaakt met de gefortuneerde Japanse zakenman Yasuhiko Sata. Deze bijzondere en bevlogen man is zeer onder de indruk van het werk van Irene en het worden vrienden voor het leven. Hij vertelt haar dat hij in Frankrijk (Côte d’Or) een mooi oud kasteel heeft gekocht, het Château de Chailly. Hij wil daar een zeer luxueus hotel van maken. Maar voor de toren op het noorden heeft hij een andere bestemming bedacht. Irene krijgt de eervolle opdracht die wonderlijke bestemming uit te voeren. Zij krijgt carte blanche. En zo ontstaat de Dôme du Cosmos, het toppunt van uitbundige schoonheid, zoals je dat nergens op de hele wereld zult aantreffen. Hier staat Irene’s levenswerk, een monument van intense bezinning, van stilte en verwondering, van geluk, van contact met het goddelijke op het hoogste niveau. Alle godsdiensten smelten hier samen. Speelse vormen, fonteintjes en een ongelooflijke rijkdom aan kleurschakeringen in fresco’s en mozaïeken zorgen ervoor dat men zich omgeven weet door de totaliteit van de kosmos. Dit is een ervaring van opperste schoonheid. De Dôme du Cosmos is een juweel van de beeldende kunst en een geschenk van Sata voor toekomstige generaties maar is nog niet toegankelijk voor het publiek. Het is het mooiste project dat Irene maakt. Zij werkt er ruim twee jaar aan en heeft er 300 m
2 fresco’s en 250.000 glasmozaïekjes in verwerkt.

EL OJUELO
Alfonso bouwt intussen een gigantische kasteelboerderij in Castiliaanse stijl. Het is een finca in het gehucht Chinchilla de Monte Aragon in de provincie Albacete. Een verlaten, stille plek in een woest en ruig landschap. Het complex omvat veel kamers, een binnenplaats met stallen en bijgebouwen, een toren met een huiskapel, een bibliotheek en een groot atelier voor Irene. El Ojuelo heeft zelfs een eigen elektrische centrale die een flink dorp van elektriciteit zou kunnen voorzien. Irene is hier helemaal gelukkig. In alle rust kan zij aan haar creaties werken of die voorbereiden. Zo maakt zij in bijna alle kamers de allermooiste fresco’s en mozaïeken en ontwerpt ook de tafels, meubels, schouwen, fontein en tapijten. Ook de huiskapel in Pyrenees-Romaanse stijl is ontworpen door Irene. Naast de vele fresco’s creëert zij hier in mozaïek een beeldschone Madonna: La Virgen de Ojuelo. In 1991 krijgt zij van de Limburgse hotel-tycoon Camille Oostwegel de eervolle opdracht om de achterwand van de huiskapel van het Château St. Gerlach te sieren met haar mozaïeken en fresco’s, waarbij de Madonna van St. Gerlach domineert. In diezelfde periode verfraait zij het, in Utrecht gevestigde, Grand Hotel Karel V. Dit is een eeuwenoud pand, oorspronkelijk in het bezit van de Duitse Orde en Irene laat ons ook hier indrukwekkende mozaïeken, cassetten, plafondschilderingen, fresco’s en twee grote heraldische handgeknoopte wandtapijten na.

IRENE’S ATELIER
Het getuigt van groot en meeslepend vakmanschap dat Irene haar verven en vernissen zelf maakt. Oogverblindend zijn de vele tientallen grote glazen potten met pigmenten, waaronder twee zeer kostbare, eeuwenoude authentieke Caput Mortuum uit Egypte. Er staan honderden korfjes met mozaïeken in allerlei kleuren. Die glazen 'steentjes' komen in twee formaten voor: 1x1 cm voor 24-karaats goud en 1x2 cm voor alle andere kleuren. Er is nog maar één adres waar deze mozaïeken worden gemaakt: bij een zeer oud glasblazersbedrijfje in Venetië. De glasblazer voegt aan de gloeiende glasmassa een bepaald pigment toe en maakt hiervan een plat 'pannenkoekje'. Met een glassnijder worden vervolgens de twee formaten gesneden. Elke mozaïek is uniek. In de Oudheid en in de Middeleeuwen kon men maar liefst 1.500 kleuren maken. Nu nog maar 120. Irene is de enige op de hele wereld die nog ambachtelijk volgens de eeuwenoude methode mozaïeken maakt. Zij kan, dankzij haar enorme voorraad, nog met 350 kleurstellingen werken.

DE WEG ZONDER EINDE
Het is intussen 2001 geworden. Irene en Alfonso zijn op weg naar Madrid waar een belangrijke expositie van Picasso wordt gehouden. Onderweg wordt Irene onwel en na allerlei onderzoeken en operaties wordt vastgesteld dat zij een ongeneeslijke ziekte heeft. Er volgen nu zes jaren van steeds zwaarder wordend lichamelijk lijden. Irene’s grootste verdriet is dat zij nooit meer zal kunnen werken. Nooit meer creatieve uitbarstingen, nooit meer de hoge steigers op om haar fresco’s te schilderen, nooit meer met emmers zware mortel de ladders op om haar mozaïeken te maken. Zij heeft van Yasuhiko Sata nog een grote opdracht gekregen om in Nagasaki met haar fresco's en mozaïeken een groots opgezet vredesmonument te maken. Ook dat gaat niet door. Op 1 september 2007 sterft Irene van Vlijmen. Het grote stralende licht van haar scheppend vermogen is gedoofd. En zo begint haar lange, lange reis naar onsterfelijkheid.

IRENE BLIJFT BIJ ONS
Over de hele wereld heeft Irene van Vlijmen haar meesterlijke creaties achtergelaten. Een gulle rijkdom van poëtische vormen en kleuren, ontstaan uit die onuitputtelijke mediterrane bron, een eindeloze waaier van fantasieën, een steeds wisselend abstract mengsel van surrealisme en expressionisme, waarmee zij de wereld van de kunst heeft verrijkt. Dit boek is een hommage aan een werkelijk groot scheppend vermogen. Een hommage aan een mooie, lieve vrouw. Aan Irene van Vlijmen, tovenares met handen van goud.

Pierre Bogaers - Nederlandse dichter
tray button
play pause